Leo Krans

Bestel mijn boek

Grenzen bepalen voor een kind

Voor jonge kinderen moeten de ouders nog vrij veel invloed hebben op de keuze van de kleding. Maar weet het zo te brengen, dat het kind denkt dat hij gekozen heeft. Hoe ouder men wordt, des te meer invloed krijgt het kind. Het is niet goed als ouders van een vijftienjarige de kledingkeuze bepalen. Hooguit overleg of een middenweg. Heeft een kind verantwoordelijkheidsgevoel en is evenwichtig, dan zal het goed in staat zijn zelf kleding te kopen, zonder begeleiding van de ouders. Geef hem (of haar uiteraard) alleen nog maar kleedgeld per maand. Sta wel bij met advies (kwaliteit, wasbaarheid), wil hij begeleiding, dan is dat geen probleem.

Het is een goede leerschool, koopt hij rommel of te opvallende kleding ondanks adviezen, dan komt hij er zelf wel achter. Een evenwichtig kind zal geen extreme kleding kopen. Men koopt extreme kleding om aandacht te trekken. Wil men aandacht trekken, dan duidt dat op geestelijke onevenwichheid. Is men geestelijk in evenwicht, dan heeft men geen behoefte aan opvallende kleding. Opvallende kleding heeft als functie aandacht trekken die door de opvoeding niet gegeven is. Een evenwichtig kind zal ook luisteren naar advies, niet wat smaak betreft, maar qua kwaliteit. Dus laat ruimte voor het kind om te beslissen. Hij moet de kleding dragen en kinderen willen vaak wat anders dan hun ouders en dat is hun goed recht.

De grenzen van de slaapkamer worden ook door de ouders bepaald, maar zo dat het acceptabel is. Wil hij in de rotzooi zitten, dan moet hij dat zelf weten, maar het mag beslist niet onhygiënisch worden. Krijgt het kind regelmatig bezoek van vriendjes, dan zal hij zelf wel opruimen, vooral als die er regelmatig wat van zeggen. Een onopgemaakt bed is zijn keuze en ouders behoren hem daar vrij in te laten (bij het wat oudere kind). Het verschonen van de lakens is een taak van de ouders, maar een vijftienjarige moet in feite verantwoordelijk genoeg zijn. Er is verschil tussen rommel en vuilnis. Dat er papier en kleding rondslingert, kan geen kwaad, maar vuile was en etenswaren of resten is andere zaak en is niet toegestaan.

Rommel maken op andere plaatsen in het huis is niet toegestaan, dit is geen privé-ruimte, maar voor gezamenlijke doeleinden bestemd en men wil niet in andermans rommel zitten. Met andere woorden, men is vrij binnen bepaalde grenzen.

Zelfstandigheid leert men doordat er verwacht wordt dat je zelf beslist. Een kind zoekt bijvoorbeeld zelf in de menukaart, of het wordt de mogelijkheden voorgelegd. Zelfstandigheid is zelf kunnen en durven beslissen. Als ouders altijd alles geregeld hebben, zal het kind afhankelijk van hulp blijven. Je helpt ze op weg, ondersteunt, adviseert en verklaart. Maar je gaat niet alles regelen en doen. Fouten maken kan absoluut geen kwaad, hou de zaak gewoon in de gaten.

Zie je dat er iets fout gaat en het is ongevaarlijk en er is geen kans op financiële schade, laat het kind dan. Laat hem die fout maken en leg hem naderhand op een normale manier uit waarom het fout ging. Doe het desnoods samen over. Dat een kind een keer valt of zich een beetje pijn doet, is geen ramp. Het is zelfs een goede leermethode, ook al klinkt dit een beetje hard. Maar zorg er wel voor dat als hij zich bezeert, dat hij er geen angst voor gaat krijgen. Speelt een kind met lucifers en hij brandt zich, leer hem dan direct hoe het wel moet en leg tevens uit wat de risico’s kunnen zijn van onverantwoord spelen met vuur. Dit is preventie, het voorkomen van iets. Een kind snapt niet dat je met een lucifer een heel huis kan afbranden.

Heeft een kind bepaalde ideeën en gedachten, praat er dan over, of discussieer, maar zeg nooit dingen in de trant van: “Daar ben je nog te klein voor”, “ik heb geen tijd (later eventueel)”, “dat snap je niet”, “dat leg ik je wel uit als je groter bent.” De boodschap die onbewust telkens meekomt is dat het kind (nog) niet meetelt; het kind is onbelangrijk. Je bent bezig het kind een minderheidscomplex te bezorgen (“ik ben onbelangrijk!”). Dit is het ergste wat je een kind kunt aandoen, je bezorgt het kind een overbodige last die levenslang meegedragen wordt.

Probeer de uitleg zo dicht mogelijk bij het begrip van het kind te leggen. “Wat is dat?” “Dat is een giromaat, daar kunnen mensen geld uit halen als ze het nodig hebben.” Klaar, afgelopen en duidelijk. Deze vraag is opgelost, het kind zal het waarschijnlijk nooit meer vragen (nu weet hij het), wel aansluitende vragen. Het kind ziet zoveel onbekende dingen om zich heen en wil daar een verklaring voor hebben; het kind wil begrijpen; help hem in godsnaam. Wat voor ons vanzelfsprekend is, is voor een kind vaak een groot raadsel. Het is beter dat je antwoord geeft op vragen, in plaats van alles uit te leggen zonder dat er om gevraagd wordt. Wek desnoods zijn nieuwsgierigheid: “Weet je wat dat is?” Als het kind alleen maar nee zegt en er niet om vraagt, reageer dan niet verder, wacht tot hij reageert met: “Wat is het dan?”

Overhoor hem desnoods de volgende keer; “Wat was dat ook al weer?” Is er iets nieuws, laat hem dan eerst zelf gaan kijken en proberen het zelf te bedenken, desnoods met lichte hulp. “Wat denk je dat het is?” Je bent een kind aan het ontwikkelen tot een zelfstandig denkend mens, maar je bent er geen encyclopedie van aan het maken.

Hoe verwerk je het zelf op je werk, als men herhaaldelijk tegen je zegt dat je het toch niet begrijpt. Het voelt gewoon niet prettig aan. Je hoort niet bij hen, je wordt als onvolwaardig gezien. Veel kinderen ervaren dit constant en het is geen wonder dat ze zich minderwaardig gaan voelen. Als een kind iets vraagt, kun je toch gewoon antwoord geven, ook al zal hij het niet direct altijd begrijpen, maar hij krijgt antwoord en wordt serieus genomen. Het minderwaardigheidsgevoel dat velen hebben, ontstaat anders bij je kind. Ik weet dat een kind je volkomen gek kan maken met vragen en als het teveel wordt, moet je een grens trekken: “Nu weet je weer genoeg, volgende keer meer.”

En hou je er dan ook aan, want als je toch doorgaat met vragen beantwoorden, blijf je aan de gang. Als je dan ook consequent stopt (“Je moet niet blijven zeuren”), weet een kind dat gauw genoeg en zal het niet meer aandringen. Maar van de andere kant, als je een redelijke tijd vragen beantwoordt (vraag, antwoord, vervolgvraag) van je kind, maakt die in een korte tijd een ongekende ontwikkeling door. Doet men dit vaak en op een leuke manier, dan zal het kind zeer snel, hoog ontwikkelen. De ontwikkeling (begrijpen, duidelijkheid, verklaren) die een kind op deze manier doormaakt, is ongeveer dezelfde als “normale” opvoeding, alleen veel sneller in verhouding. “Men is dan voor op de leeftijdsgenootjes” heet dat dan.

Ontwikkelen is opbouwen en een eindeloos proces. Zorgt men er voor, dat een kind dingen te weet komt, dan is het vervolg daarop pas mogelijk. Om de derde etage te kunnen bouwen, moet eerst de tweede er liggen. Hoe langer twee duurt, des te langer duurt daardoor ook drie. Hogere wiskunde is pas mogelijk, als de daaronder liggende kennis aanwezig is. En hoe langer de ondergrond duurt, des te langer duurt de rest.

Wil je aanvullende informatie: